onder de druk van de wereld die
hij zelf had toegelaten,
strikte hij op een ochtend zijn schoenen,
zocht naar woorden voor een afscheid
en vertrok zonder iets te zeggen
op weg naar een beeld
waar hem de verlossing scheen,
naar een veld
ver weg onder de sterren.
Misschien schreef hij met de afdruk
van zijn voeten zijn naam in de huid
van oude wegen.
Trok stofsporen als een web
tussen stad en stad en stad
op weg naar zijn doel.
En op de telmaat van zijn passen
formuleerde hij zorgvuldig
de vragen die hij stellen zou
als zijn tocht was afgelegd.
Aan de sterren zou hij de woorden
vragen om te beschrijven wat zijn hart
niet meer zeggen kon
en de rotsen aan het einde van zijn reis
zou hij smeken hem zijn eigen weg
te duiden die hij was kwijtgeraakt.
Maar toen hij knielde
na een tocht van maanden
voor de poorten van zijn doel
hadden zon en wind
en stof en regen
al zijn vragen uitgewist.
De woorden van zijn hart
had hij een halve weg terug
al gelezen in de dans
van boven een avondvuur,
zijn verstarde gedachten
waren nooit zo helder
verwoord als door elke zucht
van zijn eigen ademtocht
bij elke pas die hij naar hier had gezet,
en zijn toekomstweg stond geschreven
in de lijnen van
een kiezelsteen die hij
weken eerder al had geraapt
bij de monding van een rivier.
Toen hij knielde
op een Spaans veld onder de sterren
hadden zijn vingers
alle antwoorden al gelezen,
telkens als zij streken
als een stille mantra
over de ribbels van zijn schelp
om zijn hals
en geklonken in het ruisen
van de kalme zee in haar holte
waar hij had naar geluisterd
op stille avonden
in andere velden onder
andere hemels van sterren."
Hans van Bergen